Blog overzicht
De eerste lentebode
Geplaatst op 31-01-2019
Sneeuwklokjes hebben de naam, maar het zijn de winterakonieten die als eersten de lente aankondigen. Dat doen ze al heel vroeg in het nieuwe jaar. Eind januari komen de vrolijke gele, op boterbloemen lijkende bloemetjes al door de sneeuw heen. Het is niet moeilijk om in korte tijd een heel veld van deze leuke voorjaarsbodes te krijgen.
Winterakonieten, Latijnse naam Eranthis, behoren tot de familie van de Ranunculaceae. Het is dus een ranonkeltje, zoals een anemoon dat ook is. Het is een voorjaarsbloeiend gewas, waarvan de ondergrondse knolletjes niet veel groter dan een erwt en onregelmatig van vorm zijn. De Latijnse naam is afkomstig van de Griekse woorden ‘er’(lente) en ‘anthos’ (bloem). Een echte lentebode. In de literatuur worden slechts acht soorten beschreven, waarmee het een klein gewas is. Daarmee doelt men niet op de lengte of de omvang van de bloem, maar op het aantal soorten dat tot dit geslacht gerekend wordt. Van de acht soorten is Eranthis hyemalis de meest voorkomende. Deze winterakoniet komt van oorsprong voor in delen van Zuid-Frankrijk, Italië, Bulgarije en voormalig Joegoslavië. Eranthis hyemalis groeit al honderden jaren in Nederland. Het is een stinzenplant, hetgeen wil zeggen dat de plant bij de Nederlandse introductie in de zestiende eeuw, vooral aangeplant werd rondom kastelen, burchten en buitenplaatsen, om daar vervolgens te verwilderen. Wie winterakonieten in de eigen tuin wil aanplanten, kan dat op twee manieren doen: hetzij als bol vroeg in het najaar, hetzij als uitgebloeide plant in het voorjaar. Winterakonieten als bolletje in het najaar planten heeft als nadeel dat je eraan moet denken de keiharde bolletjes eerst een nachtje in water te laten weken. De tweede manier geeft sneller resultaat. Koop dus bij voorkeur winterakonieten-op-pot en plant ze na de bloei op de plaats van bestemming.
De heldergele bloemen gaan open als de zon schijnt. Als de temperatuur hoog genoeg is, zorgen insecten als hommels en bijen voor de bestuiving. Zodra een bloem door de insecten bezocht wordt en daarmee zijn stuifmeel kwijtraakt, sterft die bloem in snel tempo af.
Omdat in januari/februari de temperatuur vaak niet zo hoog is dat de insecten al volop vliegen, kunnen winterakonieten lang bloeien. Na de bloei verschijnen de stervormige zaaddozen, die nadat ze openbarsten, voor een rijk nageslacht zorgen. Het blad sterft af en in de zomer zie je helemaal niets meer van deze bol. Winterakonieten doen het prima onder bomen, struiken en heesters. Kortom: Eranthis hyemalis is geschikt als verwilderingsbolletje voor bostuinen.
Betsy
Ruimte
Geplaatst op 27-11-2018
Zolang als ik me kan herinneren kom ik in het 'park'. En daarmee doel ik op het Nationale Park De Hoge Veluwe. Het is mij vertrouwd en dierbaar. Geboren aan de zuidkant van het park, nabij de ingang op Schaarsbergen, ging ik als peuter al met mijn vader mee naar de akkers in het park. Daar verbouwde hij rogge, voerbieten, aardappelen of knollen. Al op heel jonge leeftijd leerde ik samen met mijn oudere broer spelenderwijs onkruid wieden en knollen plukken. Op zondag gingen we met het hele gezin een autoritje maken door het park en dan keek mijn vader meteen even naar de stand van de gewassen op het land. We hadden er ook een paar stukjes weiland. Daar liepen dan in de zomer kalveren of jongvee, de melkkoeien bleven uiteraard thuis op de boerderij. In het voorjaar brachten we het jongvee er naar toe, om het in het najaar, als het koud werd en het gras op, weer naar huis te halen. Dat klinkt heel simpel, maar soms hadden we daar een hele dag werk mee. De jonge dieren hadden geen zin om mee te gaan en dan had kostte het veel tijd om ze zover te krijgen dat ze rustig de kar op liepen. Ja, op een boerderij leer je al jong dat je geduld moet hebben met dieren. Zodra ik de leeftijd had dat ik alleen op stap mocht, ging ik fietsen in het park. Het maakte niet uit in welk jaargetijde, altijd vond ik het heerlijk om daar te zijn. Zolang ik op Schaarsbergen woonde fietste ik meestal het zuidelijke deel en via het Deelense Was of via de uirit in Hoenderloo weer terug. Sinds ik in Otterlo woon, en dat is al heel wat jaren, ben ik meer te vinden in het noordelijke gedeelte van het park. Vanmiddag heb ik weer een rondje gedaan. Het liefst rijd ik vanaf Otterlo meteen in noordoostelijke richting. Op de splitsing nabij de ingang ga ik dan linksaf. De weidse vlakte die je dan voor je hebt, geeft je ruimnte in je longen en ruimte in je hoofd.Je gaat er meteen harder door fietsen.Misschien is het wel die ruimte die me het meest dierbaar is.
Betsy
Ondergrondse schoonheid
Geplaatst op 27-10-2018
Geen enkele bol, knol of wortelstok is gelijk. Dat maakt het werken met deze plantengroepen ook zo interessant. Alliumbollen splitsen zich, aan de gladiolenbollen komen tientallen klisters en de piepkleine wortelstokjes van de anemonen kun je breken, ieder minuscuul stukje is voldoende voor een nieuwe pol anemonen. Bollen, knollen en wortelstokken is een verzamelnaam voor planten, waarvan de voedselvoorraad zich bevindt in de ondergrondse delen. Bij bollen, zoals tulpen en narcissen zit de aanleg van de bloem in de kern van de bol. Snij je de bol doormidden dan zie je de bloem al zitten. Om die kern zitten de rokken, een witte vlezige substantie, waarin het voedsel is opgeslagen. Denk aan een ui. Na de bloei is de bol leeggezogen. Hij wil nu zo snel mogelijk zorgen voor nageslacht en begint dus vliegensvlug zaad te maken. Dat kost zoveel energie dat de bol krimpt en het jaar erop wél blad, maar geen bloem produceert. Daarom doe je er goed aan de uitgebloeide bloemen te verwijderen. Het loof laat je zitten want dat zorgt juist voor groei van de bol en daarmee voor een nieuwe bloem in het volgende jaar. Er zijn natuurlijk wel méér factoren van invloed op een rijke en meerjarige bloei, zoals standplaats, hoeveelheid zon en voeding in de grond. Boshyacinten staan graag in de schaduw, maar dahlia’s hebben veel zon nodig. In de regel doen kleine bolletjes het beter op voedselarme grond. Bij aankoop van bollen wordt vaak een bepaalde plantdiepte geadviseerd. Dat is echter niet zo belangrijk. Eenmaal geplante bollen zoeken van nature zelf de diepte op waarin ze zich het lekkerst voelen. Een uitzondering vormen de narcissen die minstens 20 cm diep geplant moeten worden. Dit om te voorkomen dat ze aangevreten worden door de larven van de narcissenvlieg. Bij knollen zit het voedsel voor de gehele plant opgeslagen in een vlezige knol of verdikte stengel, die uit één geheel bestaat. Dat is goed te zien als je de knol doormidden snijdt. Voorbeelden zijn dahlia’s, begonia’s, cyclamen, gladiolen en krokussen. Jazeker, een krokus is geen bol, maar een knol. Een knol kan allerlei vormen hebben, van rond tot plat, van glad tot ruw met uitsteeksels. Sommige knollen hebben meerdere groeipunten, zoals de dahlia en de aardappel. Vermeerdering vindt plaats door kleine knolletjes, zoals bij krokussen of door zaad, zoals bij cyclamen. Bij wortelstokken zit het reservevoedsel opgeslagen in langwerpige verdikkingen van de wortels, de zogenaamde rhizomen, die horizontaal en als een kluwen door elkaar heen groeien. Vermeerdering vindt plaats door er stukken af te breken en die opnieuw te planten. Bekende voorbeelden zijn bosanemonen, irissen, gember en lelietjes-van-dalen. Eén van de kleinste bollen is de rhodoxis, vaak niet groter dan een flinke speldenknop. De grootste bol? Een tien jaar oude crinum die vijf kilo weegt. Er speelt zich heel wat af onder de grond. Je daarin verdiepen, verveelt nooit.
Betsy
Rijke bloei van een gewone knol
Geplaatst op 15-08-2018
Wat zijn er toch veel heel gewone, maar o zo mooi bloeiende bollen en knollen. Neem de begonia. Een meer alledaags voorbeeld is er bijna niet. Begonia’s komen van oorsprong uit de warme en bosrijke gebieden van Zuid en centraal Amerika, Afrika en Azië. Ze behoren tot het geslacht van de Begoniaceae, vernoemd naar Michel Begon (1638-1710), een Fransman die zich heeft ingezet voor de botanische wetenschap en zelf een verwoed plantenverzamelaar was. Michel Begon was gouverneur op Haïti ten tijde dat de Franciscaner monnik Charles Plumier reizen ondernam naar de Franse Antillen en daar een groot aantal begonia’s ontdekte, die hij later ook beschreven heeft in een uitgebreid boekwerk. Afbeeldingen op zijden stoffen en porseleinen aardewerk uit China wijzen erop dat de begonia in die streken al in de 14e eeuw bekend moet zijn geweest. Wonderlijk genoeg is de begonia pas aan het eind van de 18e eeuw in Europa terechtgekomen., waar de plant al snel furore maakte. Kwekers en veredelaars erkenden de waarde van de begonia als sierplant en wisten in korte tijd met gericht kruisen en selecteren een grote verzameling cultivars op de markt te brengen. Omdat er dringend behoefte was aan nieuwe soorten(species), ondernamen botanici en andere plantenkenners reizen naar de oorspronkelijke vindplaatsen. Het aantal in de natuur gevonden soorten is in twee eeuwen opgelopen tot bijna duizend. Het zal duidelijk zijn dat het huidige sortiment voornamelijk tot stand gekomen is door vele kruisingen, waarbij vooral kwekers op de lichte zandgronden rondom Gent in België een belangrijke rol hebben gespeeld. Nog steeds vormt die streek het centrum van de knolbegoniateelt. Bijna de helft van de wereldproductie is afkomstig uit Vlaanderen. Begonia’s worden vaak ingedeeld naar hun uiterlijk, zoals bladbegonia’s, grootbloemige knolbegonia’s, struikbegonia’s, hangbegonia’s, kamerbegonia’s, eenjarige begonia’s en kleinbloemige knolbegonia’s. Die laatste soort wordt begonia multiflora genoemd en heeft, zoals de naam aangeeft, heel veel bloemen. De knollen van deze soort zijn vrij klein en niet winterhard, maar wel gemakkelijk in een beetje potgrond of turfmolm te bewaren. Je hoeft de bollen pas in april te planten, hetgeen als voordeel heeft, dat ze niet kunnen bevriezen. Plant ze bij voorkeur in potten of schalen, zodat ze met hun lage, compacte bloeiwijze op terras of balkon goed tot hun recht komen. Begonia multiflora begint pas na half juli te bloeien. Dat is vrij laat, maar daarna bloeien ze, ongeacht de weersomstandigheden door tot de eerste nachtvorsten in oktober. Ze bloeien uitbundig in de kleuren rood, oranje, geel en roze. Er zijn jaren geweest dat Begonia multiflora bijna niet te koop was, maar gelukkig zijn kwekers erin geslaagd weer een partij op te kweken en kunnen we weer genieten van de roodbloeiende Flamboyant, Le Madelon met roze bloemen en de Helene Harms, die geel bloeit. De multiflora met oranje bloemen heet Gents Juweeltje, toepasselijk vernoemd naar het epicentrum van de begoniateelt.
Betsy
Kleurenexplosie
Geplaatst op 03-07-2018
Zomerbollen zorgen voor een fleurige look op terras en in de border. Nu zie ik u bijna denken: "O jee, zomerbollen, daar beginnen we niet aan, want dat geeft alleen maar een heleboel werk". Dan zeg ik op mijn beurt dat u jaren achter loopt. Hoog tijd om even bij te praten. Zomerbollen geven inderdaad werk, tenminste als je ze in het voorjaar als droge bol plant. Je moet op dat moment al weten waar je ze in de zomer in bloei wilt hebben en met het wieden moet je goed in de gaten houden dat je de tere groeispruiten niet omschoffelt. En dan moet je ze ook nog in bloei zien te krijgen. Met dahlia's en gladiolen lukt dat vrij gemakkelijk, maar crinum, agapanthus, eucomis, tigridia, cypella en galtonia vragen toch wel een bijzondere verzorging. De oplossing is eenvoudig. Koop in de zomer bollen-op-de-pot. De kweker heeft voor u het moeilijke werk gedaan en u kunt meteen zien wat u koopt. Immers de plant is helemaal opgekweekt en de knoppen of zelfs de bloemen zitten er al in. U hoeft de pot alleen maar op het terras te zetten, water te geven, dode bloemen te verwijderen en af en toe een klein beetje plantenvoeding te geven. Zo kunt u tot de eerste nachtvorsten genieten. Een tweede mogelijkheid is om met zomerbollen-op-de-pot kale plekken in de border op te vullen. Donkerbladige dahlia's, anderhalve meter hoge eucomis pole-evansii of helderblauwe commelina's brengen weer kleur en leven in de tuin in een periode dat veel vaste planten de eerste bloei achter de rug hebben. Veel zomerbollen zijn afkomstig uit Afrikaanse en Mediterrane gebieden. Behalve kleuren en geuren, zorgen sommige soorten ook nog voor een lekker pittig smaakje. De lila of paarse bloemblaadjes van de tulbaghia zijn mooi én heerlijk in een zomerse salade. Komende zaterdag hebben we op onze kwekerij een open dag waar we tientallen zomerbollen laten zien. We vertellen over de verzorging en de toepassingsmogelijkheden. Laat u verrassen.
Betsy